08/04/2010 Artikel 63 WAO beschermt een arbeider tegen willeurig ontslag. Onder willekeurig ontslag wordt verstaan: 'het ontslag van een arbeider die is aangeworven voor onbepaalde tijd, om redenen die geen verband houden met de geschiktheid of het gedrag van de arbeider en die niet berusten op de noodwendigheden inzake de werking van de onderneming, de instelling of de dienst'.
Indien men niet kan aantonen dat het ontslag van de arbeider te maken heeft met zijn gedrag of geschiktheid (of met noodwendigheden van de dienst) dient er bovenop de verbrekingsvergoeding een schadevergoeding betaalt te worden van 6 maanden loon.
Tot voorheen was het voldoende dat men kon aantonen dat het onslag te maken had met het gedrag of geschiktheid van de persoon. De rechter had geen appreciatiebevoegdheid om na te gaan of het 'gedrag' waarnaar men verwijst voldoende was om een ontslag te rechtvaardigen.
Een arrest van het Hof van Cassatie van 22 november 2010 brengt hierin verandering. Het Hof van Cassatie oordeelt dat de rechters nu ook kunnen nagaan of het ontslag op basis van het 'gedrag' wel redelijk is.
Een ontslag van een arbeider zal dus moeilijker worden en degelijk onderbouwd moeten worden. Het 'gedrag' zal dus significant genoeg moeten zijn om een ontslag te rechtvaardigen en de rechter heeft vanaf heden een appreciatiebevoegdheid om te oordelen of dit ook effectief zo is.
Rechtsbron: Artikel 63 WAO; Arrest van het Hof van Cassatie van 22 november 2010